De oppervlakte van een vloer bereken je door de lengte met de breedte te vermenigvuldigen. Is een kamer bijvoorbeeld 3 m lang en 4 m breed, dan is de oppervlakte 12 m². Deze methode werkt goed voor vierkante en rechthoekige ruimtes. Heeft de ruimte schuine wanden of staan er obstakels die je niet wilt meerekenen, dan wordt de berekening ingewikkelder.
Meet de binnenzijde van elke wand en tel alle segmenten bij elkaar op. Trek openingen of delen die je niet afwerkt (zoals deuren) af, en tel, indien van toepassing, de randen van vrijstaande objecten (zoals een schoorsteen of keukeneiland) mee.